Vuur maken

Vuur is de basis van het buitenleven. Het houd je warm, je kan je water er mee steriliseren, je kookt je eten er op, je kan je kleren er boven drogen en nog veel meer. Maar hoe maak je nou een vuur als je in de Nederlandse natuur bent?

Als eerste heb je droog hout nodig. In Nederland kan je  maar zelden droog hout van de grond afhalen aangezien het altijd zo lekker vochtig is hier. Een goede plek om toch droog hout te vinden kan je vinden door naar boven te kijken. In de takken van struiken en bomen hangen vaak dode takken die in een storm uit de kruin van de boom zijn gewaaid. Deze waren al dood toen ze uit de kruin vielen en worden daar door de wind ook nog gedroogd op de plek waar ze hangen. Wat je ook vaak ziet is dat  naarmate bomen groeien ze de onderste takken laten afsterven aangezien deze toch geen licht meer ontvangen. Deze takken zijn dood maar zitten nog wel aan de boom vast. Alle takken die geen bladeren meer hebben en breken als je ze buigt zijn dood en dus prima te gebruiken voor je vuur.

Als je een goeie bundel droog hout hebt verzamelt ga je het sorteren op dikte. Je kan namelijk met een lucifer geen boomstam aansteken maar wel een bosje dunne takjes. Wat je dus doet is je maakt een aantal bosjes waarbij je de takjes met dezelfde dikte bij elkaar legt. En dan steek je als eerste het bosje dunste takjes aan en gooi je geleidelijk steeds dikkere takken op het vuur. Op deze manier kan je een vonkje veranderen in  een paasvuur. Een goede voorbereiding is bij dit proces wel belangrijk. Want als je te weinig van een bepaalde dikte hebt of de overgang van dun naar dik te groot is gaat je vuur uit en moet je weer opnieuw gaan sprokkelen. Dus onthou een goede voorbereiding is het halve werk!